22438 |
maandag voor aswoensdag |
carnavalsmaandag:
carnavalsmaandag (Q039p Hoensbroek)
|
De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25162 |
maanx |
maan:
mo:an (Q039p Hoensbroek)
|
maan [ZND A2 (1940sq)]
III-4-4
|
25249 |
maat, algemeen |
maat:
maôt (Q039p Hoensbroek),
moat (Q039p Hoensbroek)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25264 |
maatje, maat van 0,1 liter |
maatje:
maatje (Q039p Hoensbroek),
meutje (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17554 |
mager |
gurg:
WNT: gurg
gurg (Q039p Hoensbroek),
mager:
mager (Q039p Hoensbroek),
máger (Q039p Hoensbroek),
schraal:
schraôl (Q039p Hoensbroek),
smal:
Vgl. inne sjmaal, inne sjmaalbetser.
sjmāāl (Q039p Hoensbroek)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
33830 |
mager paard |
brik:
brek (Q039p Hoensbroek)
|
[N 8, 62m]
I-9
|
32984 |
mais |
maïs:
mai̯s (Q039p Hoensbroek),
męi̯s (Q039p Hoensbroek)
|
Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b]
I-4
|
33025 |
mais oogsten |
afdoen:
āf˱dūǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De maïskolven van de planten aftrekken. Het object van de handeling is steeds maïs -vergelijk het lemma ''mais'', 1.2.12- of maïskolven -vergelijk het lemma ''maiskolf'', 1.3.9-.' [N Q, 21; monogr.]
I-4
|
32994 |
maiskolf |
kolf:
kǫlǝf (Q039p Hoensbroek)
|
Het vruchtbeginsel van de maïsplant. In L 269a wordt het vrouwelijk vruchtbeginsel (kolf) anders benoemd dan het mannelijk beginsel (aar). Zie afbeelding 1, g, 1. [N Q, 20; monogr.]
I-4
|
33822 |
mak |
gemakkelijk:
gǝmē̜kǝlek (Q039p Hoensbroek)
|
Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j]
I-9
|