e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke kat, kater kater: kātər (Hoensbroek) kater [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
mannelijke merel melder: mēēëlder (Hoensbroek) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannelijke vis vis: vusj (Hoensbroek) Hoe noemt u een mannelijke vis (hommer, hom, homvis, milter) [N 83 (1981)] III-4-2
mannenkant evangeliekant: de evangeliekant (Hoensbroek) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mannenkleren: manne klijer (Hoensbroek), mansluikleren: mansluui kleier (Hoensbroek), mansluuj kleijer (Hoensbroek), mansluujklèjer (Hoensbroek), mansluiskleren: mansluujs klijer (Hoensbroek) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd borststoep: borssjtoep (Hoensbroek), hemd: humme (Hoensbroek), onderslipje: ongerslüpke (Hoensbroek), onderstoep: ongerstjuup (Hoensbroek), ôngersjtuup (Hoensbroek) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelkleed: mantelkleed (Hoensbroek), mantelpakje: mantelpeksjke (Hoensbroek), mantelpekske (Hoensbroek) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek loops: lēūpsj (Hoensbroek), mangek: mangek (Hoensbroek) manziek [heet] [N 10C (zj)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)] III-2-2
maretak duivelsgaren: dūūvels gare (Hoensbroek) maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3
maria-altaar maria-altaar: d`r maria altoar (Hoensbroek) Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3