33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
meloen (Q039p Hoensbroek)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meinen (Q039p Hoensbroek)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden
menš (Q039p Hoensbroek)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20470 |
menstruatie |
ongesteld:
òngesjteld (Q039p Hoensbroek),
regels:
regels (Q039p Hoensbroek)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
meling:
méëling (Q039p Hoensbroek)
|
merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
mɛrg (Q039p Hoensbroek)
|
[N 10a (1961)]merg [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
25347 |
merk |
loodje:
løǝtjǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het merk dat een rund krijgt, als het aangegeven wordt. [N 28, 2]
II-1
|
25346 |
merken |
stempelen:
štɛmpǝlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het rund merken ten teken dat het bij de belastingdienst is aangegeven. [N 28, 2]
II-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (Q039p Hoensbroek),
mɛr (Q039p Hoensbroek)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
meerveulen:
mē̜rvȳǝ.lǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|