e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meloen meloen: meloen (Hoensbroek), ideosyncr.  meloen (Hoensbroek) Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] I-7
menen menen: meinen (Hoensbroek) van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)] III-3-1
mens (alg.) mens: ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden  menš (Hoensbroek) mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)] III-2-2
menstruatie ongesteld: òngesjteld (Hoensbroek), regels: regels (Hoensbroek) menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] III-2-2
merel meling: méëling (Hoensbroek) merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)] III-4-1
merg merg: merg (Hoensbroek, ... ), mɛrg (Hoensbroek) [N 10a (1961)]merg [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
merk loodje: løǝtjǝ (Hoensbroek) Het merk dat een rund krijgt, als het aangegeven wordt. [N 28, 2] II-1
merken stempelen: štɛmpǝlǝ (Hoensbroek) Het rund merken ten teken dat het bij de belastingdienst is aangegeven. [N 28, 2] II-1
merrie meer: mē̜r (Hoensbroek), mɛr (Hoensbroek) Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
merrieveulen meerveulen: mē̜rvȳǝ.lǝ (Hoensbroek) Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b] I-9