e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
negblokken kantstenen: kantštēn (Hoensbroek) Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9
neger neger: nieëger (Hoensbroek) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nek nek: nak (Hoensbroek) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken pakken: paKKə (Hoensbroek) pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
neomist jonge priester: joenge priester (Hoensbroek), neomist (<gr.): neomis (Hoensbroek) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van een blad nerf: ideosyncr.  nerf (Hoensbroek), nerven: de nerve (Hoensbroek) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest, hoeveelheid jongen nest: ee nes (Hoensbroek), worp: inne wòrp (Hoensbroek) Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)] III-4-2
nestelen nestelen: nestele (Hoensbroek) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestkastje nestkastje: neskeske (Hoensbroek) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1
nestverlater vlug: fluk (Hoensbroek), beschr. antwoord: "ze worden vluk", enz.  fluk weerde (Hoensbroek) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1