e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig kijken gapen: gape (Hoensbroek), gāāpe (Hoensbroek), nieuwsgierig kijken: nuuschierig kieken (Hoensbroek) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
nieuwsgierigaard gaperd: gapert (Hoensbroek) iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] III-1-4
niezen niesten: neeste (Hoensbroek, ... ), niezen: nééze (Hoensbroek) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] III-1-2
noemen noemen: neume (Hoensbroek) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nonnen spoelhouweren: špōlhowǝrǝ (Hoensbroek), spoelpinnen: špōlpenǝ (Hoensbroek) De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12] II-7
nooddoop nooddoop: noeddoop (Hoensbroek), noeëddoop (Hoensbroek) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noors verband, kettingverband kettingverband: kęteŋvǝrbant (Hoensbroek) Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e] II-9
nors onvriendelijk: onvrintelijk (Hoensbroek) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
notariskosten lasten: de laste (Hoensbroek), presentiegeld: Van Dale: presentiegeld, uitkering die men voor het tegenwoordig-zijn, b.v. op een vergadering, ontvangt.  presentiegeld (Hoensbroek), schrijfgeld: het sjriefgeld (Hoensbroek), sjriefgeld (Hoensbroek) gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
noten afslaan noten afhouwen: ideosyncr.  nēut aafhouwe (Hoensbroek), noten houwen: nūūët hòwwe (Hoensbroek), noten slaan: nūūët sjloa (Hoensbroek) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3