e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderdeur onderdeur: oŋǝrdȳr (Hoensbroek), onderpoort: oŋǝrpǭǝt (Hoensbroek), onderslag: oŋǝršlāx (Hoensbroek) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondereinde van de stam kop: ideosyncr.  kop (Hoensbroek), vot: de vòt (Hoensbroek) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed ondergoed: ungergood (Hoensbroek), òngergood (Hoensbroek), óngergood (Hoensbroek), ôngergood (Hoensbroek), onderkleren: ongerkleier (Hoensbroek), òngerklijer (Hoensbroek), onderwas: oongerwèsch (Hoensbroek) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen breken: brē ̞ǝkǝ (Hoensbroek) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
ondergronder, woeler breekploeg: brē̜ǝk[ploeg] (Hoensbroek), ondergronder: ondǝrgrondǝr (Hoensbroek), øndǝrgrondǝr (Hoensbroek) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhandelen aan het handelen zijn: aa-n-’t handele zieë (Hoensbroek), in bedenk zijn: in bedink (Hoensbroek), zich bedenken: zich bedinke (Hoensbroek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhands onderhands: ungerhands (Hoensbroek) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
onderhemd hemd: humme (Hoensbroek, ... ), hèmd (Hoensbroek) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderrok: ongerrok (Hoensbroek), ungerrok (Hoensbroek), òngerrok (Hoensbroek), óngerrok (Hoensbroek), ôngerrok (Hoensbroek) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw hoofdpulf: høͅi̯pøͅlf (Hoensbroek) hoofdpeluw III-2-1