e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optillen oplichten: oplŭGtə (Hoensbroek), òpløXtə (Hoensbroek) opheffen, tillen [ZND A1 (1940sq)] || optillen [RND] III-1-2
optoppen, oplangen optoppen: ǫptǫpǝ (Hoensbroek) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optopper optopper: ǫptǫpǝr (Hoensbroek) Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b] II-9
optuigen aanscheren: āšīǝrǝ (Hoensbroek) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opzitten bidden: bēēëne (Hoensbroek) Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)] III-2-1
ordenen, rangschikken neerzetten: neerzitte (Hoensbroek), plaatsen: plaatsche (Hoensbroek) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
oren verwijderen afsnijden: āfšniǝn (Hoensbroek), āfšnī-jǝ (Hoensbroek) De oren, waarin het loodje zit dat na de eerste keuring is aangebracht, mogen pas worden afgesneden nadat het varken voor de tweede maal is gekeurd. De oren worden meestal verwerkt in de zult. [N 28, 69] II-1
organist organist: orgenis (Hoensbroek) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3
orgel orgel: d`r örgel (Hoensbroek), oͅrgəldrījər (Hoensbroek) Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)] || Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2, III-3-3
orgel spelen orgel spelen: òërgel sjpieële (Hoensbroek) (op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)] III-3-3