21808 |
overleggen |
overleggen:
euverligge (Q039p Hoensbroek),
⁄t euverligge mit andere (Q039p Hoensbroek)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
gang:
gank (Q039p Hoensbroek),
gangetje:
gengsjke (Q039p Hoensbroek),
overloop:
uëverloop (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
mēēëlig (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
maelig (Q039p Hoensbroek)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
brok:
brok (Q039p Hoensbroek),
ein brok slam saort kôlle (Q039p Hoensbroek),
klats:
ein klas (Q039p Hoensbroek),
klatsch (Q039p Hoensbroek),
klatsje:
ün kletske (Q039p Hoensbroek),
rest:
rest (Q039p Hoensbroek)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20454 |
overspel plegen |
bijeen huizen:
aanduiding!
zōēë biēē hōēëze (Q039p Hoensbroek),
bijeen liggen:
aanduiding!
zōēë biēē ligge (Q039p Hoensbroek)
|
concubine [N 37 (1971)]
III-2-2
|
33467 |
oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten |
oversteek:
ȳǝvǝrstēǝk (Q039p Hoensbroek)
|
Bij een bepaald type schuur, in de lengterichting verdeeld en met de dorsvloer in de zijbeuk, met dwars daarop in het eerste gebont een wagenbergplaats of stal, zijn de beide poorten op dezelfde hoek teruggebouwd, zodat beide ongehinderd gebruikt kunnen worden. Op de hoek steekt het dak dan over en onder deze oversteek is een rechthoekige ruimte (zie het lemma "ruimte onder de oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten" 4.2.6). Zie ook afbeelding 22.d bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 35b]
I-6
|
33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
afdak:
āf˱dāk (Q039p Hoensbroek),
sprongdak:
špruŋk˱dāk (Q039p Hoensbroek)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|
21168 |
overweg |
overweg:
ueverweêg (Q039p Hoensbroek)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
overdenken:
euver dinke (Q039p Hoensbroek)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24340 |
paaien |
kuitschieten:
kūūët sjete (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|