e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardsknecht, eerste knecht meesterknecht: meesterknecht (Hoensbroek), paardsknecht: peǝš[knecht] (Hoensbroek), pērts[knecht] (Hoensbroek), pēǝts[knecht] (Hoensbroek) Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.] I-6
paasbiecht paasbiecht: Poasbiecht (Hoensbroek), poasjbiech (Hoensbroek) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaslammetje n paaslammetje].: muuëlepeerd (Hoensbroek) Iemand die pas op het laatste moment (d.w.z. op Beloken Pasen) zijn paasplicht vervult [ne mölder, mulder [N 96D (1989)] III-3-3
pacht? gepacht (volt.deelw.): gepacht (Hoensbroek), pacht: der pach (Hoensbroek), pach (Hoensbroek, ... ) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachten pachten: pache (Hoensbroek), pachte (Hoensbroek, ... ) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
pad, paadje voetpad, voetpaadje: vootpaad (Hoensbroek) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddestoel: padəšto.əl (Hoensbroek), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  paddestool (Hoensbroek) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgezwollen (dik): opgezwollen lief (Hoensbroek), pampustig: pampestig (Hoensbroek), papperig (dik): papperig (Hoensbroek), poesterig: poestetig (Hoensbroek) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paillette gitje: gitjes (Hoensbroek) een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] III-1-3
pak, kostuum kostuum: kostuum (Hoensbroek, ... ), kostûûm (Hoensbroek), montering: mentoering (Hoensbroek), monteering (Hoensbroek), montoering (Hoensbroek), montuur (<fr.): montoer (Hoensbroek, ... ), pak: pak (Hoensbroek, ... ) Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3