e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pekel pekel: pīkǝl (Hoensbroek) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip vleestijn: vlęjstin (Hoensbroek), zoutbak: zǫwtbak (Hoensbroek) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis fluit: Gemeen.  fluit (Hoensbroek), lul: Gemeen.  lul (Hoensbroek), piel: piel (Hoensbroek), pieltje: Kinderwoord.  pielke (Hoensbroek), piemel: Gemeen.  piemel (Hoensbroek), pisje: Kinderwoord.  piske (Hoensbroek), pisser: pisser (Hoensbroek) [N 10c (1995)] III-1-1
penitentie penitentie (<lat.): pinnetense (Hoensbroek), pinnetentie (Hoensbroek) Penitentie. [N 96D (1989)] III-3-3
penwortel van een den handaar: handǭr (Hoensbroek), penwortel: pɛnwortǝl (Hoensbroek) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
peper peper: pèper (Hoensbroek) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
perenboom perenboom: paeëreboum (Hoensbroek) I-7
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: ijsheiligen (Hoensbroek) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
persoon die traat praat zemelaar: zemelaer (Hoensbroek) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
persoon met een lastig karakter lummel: Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend  lummel (Hoensbroek) een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)] III-1-4