30179 |
regels |
regelen:
rīǝgǝlǝ (Q039p Hoensbroek),
richelen:
rexǝlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
rèege (Q039p Hoensbroek),
rééëge (Q039p Hoensbroek),
rêêge (Q039p Hoensbroek)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
kleurenboog:
soms
klūūreboag (Q039p Hoensbroek),
regenboog:
rēēëgeboag (Q039p Hoensbroek),
rêêgebaog (Q039p Hoensbroek)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
licht buitje:
locht buujke (Q039p Hoensbroek),
schuiltje:
ee sjuulke (Q039p Hoensbroek),
zouwelbui:
zauwelbuuj (Q039p Hoensbroek),
zwak buitje:
zjwaak buijke (Q039p Hoensbroek)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
re:ɛgənə (Q039p Hoensbroek),
rēēëgene (Q039p Hoensbroek),
rêêgene (Q039p Hoensbroek),
zouwelen:
zauwele (Q039p Hoensbroek)
|
regenen [ZND A1 (1940sq)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
regejas (Q039p Hoensbroek),
reègejas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
reëgejas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
règejas (Q039p Hoensbroek),
rîegejas (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
regenmantel:
vrouwluui regemantel (Q039p Hoensbroek)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
reegepiepe (Q039p Hoensbroek),
reègepiepe (Q039p Hoensbroek),
reëgepiepe (Q039p Hoensbroek),
riègepiepe (Q039p Hoensbroek),
rèègepiepe (Q039p Hoensbroek)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
piering:
inne piering (Q039p Hoensbroek),
pieëring (Q039p Hoensbroek),
eigen spellingsysteem
pierink (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
WLD
piering (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
worm:
inne wórm (Q039p Hoensbroek),
eigen spellingsysteem
wūrm (Q039p Hoensbroek),
eigen spellingsysteem meerv: wörm
worm (Q039p Hoensbroek),
WLD tegenwoordig ook -
wörm (Q039p Hoensbroek)
|
regenworm [DC 40 (1965)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
reke (Q039p Hoensbroek),
rēēëke (Q039p Hoensbroek),
rééke (Q039p Hoensbroek),
uitstrekken naar:
zien häng uitstrekken (Q039p Hoensbroek)
|
grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] || reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (Q039p Hoensbroek)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)]
III-3-1
|