24230 |
restant vogels |
eend:
krakeend: donkere grijsbruine zwemeend met witte vleugelspiegel (kraker, krakeend, krek, schar, krak, kreest, krust)
ēēënd (Q039p Hoensbroek),
mus:
musj (Q039p Hoensbroek)
|
krakeend [N 83 (1981)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
berenvet:
baeërvet (Q039p Hoensbroek)
|
berenvet
III-4-2
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retreeët (Q039p Hoensbroek)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retreeëtehoeës (Q039p Hoensbroek)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17789 |
reuk |
reuk:
rYək (Q039p Hoensbroek)
|
een reuk [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
25438 |
reuzel |
veer:
vēr (Q039p Hoensbroek)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
17655 |
rib |
rib:
rub (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
rəp (Q039p Hoensbroek)
|
een rib [ZND A1 (1940sq)] || rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25015 |
ribbel |
ribbel:
ribbel (Q039p Hoensbroek),
rif:
rif (Q039p Hoensbroek)
|
een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25444 |
ribben in stukken delen |
uitsnijden:
ūtsni-jǝ (Q039p Hoensbroek),
ūtšniǝn (Q039p Hoensbroek)
|
[N 28, 104; N 28, 106a; monogr.]
II-1
|
29929 |
richten |
richten:
rextǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.]
II-9
|