e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant vogels eend: krakeend: donkere grijsbruine zwemeend met witte vleugelspiegel (kraker, krakeend, krek, schar, krak, kreest, krust)  ēēënd (Hoensbroek), mus: musj (Hoensbroek) krakeend [N 83 (1981)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] III-4-1
restant zoogdieren berenvet: baeërvet (Hoensbroek) berenvet III-4-2
retraite retraite (fr.): retreeët (Hoensbroek) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retreeëtehoeës (Hoensbroek) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
reuk reuk: rYək (Hoensbroek) een reuk [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
reuzel veer: vēr (Hoensbroek) Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.] II-1
rib rib: rub (Hoensbroek, ... ), rəp (Hoensbroek) een rib [ZND A1 (1940sq)] || rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1
ribbel ribbel: ribbel (Hoensbroek), rif: rif (Hoensbroek) een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)] III-4-4
ribben in stukken delen uitsnijden: ūtsni-jǝ (Hoensbroek), ūtšniǝn (Hoensbroek) [N 28, 104; N 28, 106a; monogr.] II-1
richten richten: rextǝ (Hoensbroek) Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.] II-9