34643 |
rijtuig |
geveer:
gǝvēr (Q039p Hoensbroek)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|
34645 |
rijtuig met twee paarden |
tweegespan:
twiǝgǝšpan (Q039p Hoensbroek)
|
Benaming voor alle rijtuigen die door twee paarden getrokken worden, in plaats van door een. [N 101, 3 + 4; L 28, 34]
I-13
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
renge (Q039p Hoensbroek)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
rietmus:
reetmösj (Q039p Hoensbroek),
rietmusje:
ret-musje (Q039p Hoensbroek)
|
ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24449 |
ringrups |
goesje:
goesje (Q039p Hoensbroek),
rups:
geen aparte benaming
roepsj (Q039p Hoensbroek)
|
ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (Q039p Hoensbroek)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
zurend:
zurend (Q039p Hoensbroek),
zurig:
zoorîg (Q039p Hoensbroek)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riool:
riool (Q039p Hoensbroek)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
tocht:
tocht (Q039p Hoensbroek)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
kōēëper-worm (Q039p Hoensbroek),
worm:
der worm (Q039p Hoensbroek)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|