| 34345 |
biggen werpen |
baggen:
bagǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
| 34352 |
biggengriep |
stuipen:
štȳpǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Een besmettelijke ziekte. De voornaamste verschijnselen zijn ontsteking van het oogslijmvlies, sufheid, hoest en diarree (WBD I.6, blz. 858). [N 52, 8; A 48a, 12g; monogr.]
I-12
|
| 32547 |
biggenmand |
baggenkorf:
bagǝkø̜rf (Q039p Hoensbroek)
|
Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.]
I-12
|
| 28399 |
bij |
bij/bie:
biǝj (Q039p Hoensbroek)
|
De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.]
II-6
|
| 21655 |
bij handslag verkopen |
handslag (zn.):
handsjlaag (Q039p Hoensbroek),
op handslag verkopen:
òp handsjlaag verkope (Q039p Hoensbroek),
toeslaan:
toegeschlagen (Q039p Hoensbroek)
|
handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 33857 |
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen |
frans staan:
frans štǭn (Q039p Hoensbroek),
fransen:
fransǝ (Q039p Hoensbroek),
maaien:
mīǝ (Q039p Hoensbroek)
|
In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86]
I-9
|
| 33861 |
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen |
slepen:
šlēpǝ (Q039p Hoensbroek),
šlęi̯pǝ (Q039p Hoensbroek)
|
[N 8, 80]
I-9
|
| 33859 |
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen |
krammen:
kramǝ (Q039p Hoensbroek)
|
[N 8, 76]
I-9
|
| 21863 |
bij opbod verkopen |
afroepen:
afroepen (Q039p Hoensbroek),
veilen:
veilen (Q039p Hoensbroek)
|
bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 23756 |
bijbel |
bijbel:
bieëbel (Q039p Hoensbroek)
|
De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|