e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijpsteen slijpsteen: šlipštęjn (Hoensbroek), šlīpštęjn (Hoensbroek) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slikken doorslikken: doorslikken (Hoensbroek) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim rap: rap (Hoensbroek), slim: slum (Hoensbroek, ... ) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik kloeke uitvinder: klooke uotvender (Hoensbroek) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden minder worden: minder waere (Hoensbroek), minderen: minderen (Hoensbroek), slinken: slinke (Hoensbroek), zakken: zakken (Hoensbroek) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slip slip: hemmesjlup (Hoensbroek), hummesjlup (Hoensbroek, ... ), slip van eine jas (Hoensbroek), slup (Hoensbroek) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over gestrikt vest: gesjtrikt ves (Hoensbroek), slip-over: sjlipover (Hoensbroek) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas frak: frak (Hoensbroek, ... ), slipjas: sjlepjas (Hoensbroek), sjlipjas (Hoensbroek), slippenjas: sjleppejas (Hoensbroek) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen batsenvitser: batsevietser (Hoensbroek) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous slobhoos: schlūophoaze (Hoensbroek), slobkous: sjlopkous (Hoensbroek), sjlopkouse (Hoensbroek), sjlóp kouse (Hoensbroek) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3