| 21433 |
verbeuzelen |
beuzelaar (zn.):
beuzelaer (Q039p Hoensbroek)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 18940 |
verbruien |
begaden:
begaaie (Q039p Hoensbroek),
geen succes hebben:
gen sucses hebbe (Q039p Hoensbroek),
verknoeien:
verknoeije (Q039p Hoensbroek)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21798 |
verdachte zaak |
geen zuivere koffie:
⁄t is genne zuiver koffie (Q039p Hoensbroek),
linke mik:
linke mik (Q039p Hoensbroek)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
⁄m ervan verdinke (Q039p Hoensbroek)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 21889 |
verdienen |
verdienen:
geld verdene (Q039p Hoensbroek)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 30173 |
verdiept werk |
terugliggend:
tǝrykleqǝnt (Q039p Hoensbroek)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
| 24634 |
verdord |
kapot:
kapot (Q039p Hoensbroek),
verdord:
ideosyncr.
verdord (Q039p Hoensbroek)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 25362 |
verdoven |
bedwelmen:
bǝdwɛlmǝn (Q039p Hoensbroek),
neerhouwen:
nērhǫwǝn (Q039p Hoensbroek),
verdoven:
vǝrdǭvǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
| 18823 |
verdriet; verdriet doen |
pijn lijden:
pien lieje (Q039p Hoensbroek)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 21757 |
verduisteren |
achterhouden:
achterhoute (Q039p Hoensbroek)
|
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)]
III-3-1
|