21847 |
aanhoudend vragen |
zaniken:
zanike (Q039p Hoensbroek),
zeuren:
zeure (Q039p Hoensbroek)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
aanplakbord:
aanplakbord (Q039p Hoensbroek)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21872 |
aanrekenen |
aanmanen:
aanmanen (Q039p Hoensbroek),
in rekening brengen:
in raekening bringe (Q039p Hoensbroek)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
kralle riege (Q039p Hoensbroek),
riege (Q039p Hoensbroek)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aanstaon (Q039p Hoensbroek),
gaden:
⁄t gaait mich (Q039p Hoensbroek),
uitgezet:
ū.t˲gǝzat (Q039p Hoensbroek)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9, III-1-4
|
23968 |
aanstoot |
aanstoot:
aanstoet (Q039p Hoensbroek),
aasjtoeët (Q039p Hoensbroek),
ergernis:
ergernis (Q039p Hoensbroek)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18970 |
aanstoot geven |
ergernis geven:
ergernis gaeve (Q039p Hoensbroek)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
varkensgebit:
vęrǝkǝsgǝbet (Q039p Hoensbroek)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
24977 |
aanwezigheid |
daar zijn:
dao zien (Q039p Hoensbroek)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18813 |
aanwijzen |
aanwijzen:
aanwieze (Q039p Hoensbroek)
|
arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|