20304 |
verwend kindje |
verwend blaag:
eine verwinde plaag (Q039p Hoensbroek)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwinse (Q039p Hoensbroek)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21665 |
verzetten |
verpanden:
(= verzette; eventueel naar de lommerd brengen).
verpanden (Q039p Hoensbroek)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzeuk (Q039p Hoensbroek),
verzoek (Q039p Hoensbroek)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzuume (Q039p Hoensbroek)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛspər (Q039p Hoensbroek),
vespers (<lat.):
vesjpesj (Q039p Hoensbroek)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kamezaol (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
kammezaol (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek),
vesting:
vesting (Q039p Hoensbroek),
wambuisje:
weemeske (Q039p Hoensbroek)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
kamizoolstasje (<fr.):
kamezaolstesjke (Q039p Hoensbroek),
kamezaolstèschke (Q039p Hoensbroek),
kammezaolstesjke (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
urentasje:
oer"als in "horloge
oeretesjke (Q039p Hoensbroek),
vestentasje:
westetesjke (Q039p Hoensbroek)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34274 |
vetmesten |
mesten:
mɛstǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vȳǝlǝ (Q039p Hoensbroek),
vø̄.lǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|