24057 |
viaticum |
krankencommunie (<lat.):
krankecommunie (Q039p Hoensbroek),
laatste communie (<lat.):
leist kemuune (Q039p Hoensbroek)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
de veer uterste (Q039p Hoensbroek)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25284 |
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond |
kwart pond:
kwart pont vet (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi:rt (Q039p Hoensbroek)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
32765 |
vierhoekige eg |
vierkantige [eg]:
vērkɛntegǝ [eg] (Q039p Hoensbroek)
|
De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
der koffie (Q039p Hoensbroek),
koffiedrinken, het -:
kóffiedrèngke (Q039p Hoensbroek),
’t koffiedrinke (Q039p Hoensbroek),
nadenoen, de -:
de noadenoon (Q039p Hoensbroek),
nadenoenskoffie, de -:
naodenoonskoffee (Q039p Hoensbroek),
vieruurtje:
veerôêreuurke (Q039p Hoensbroek)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21542 |
vijf frank |
stuk:
sjtuk (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
vijf-frankstuk:
vieffrangstück (Q039p Hoensbroek)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
de vieëf wönde (Q039p Hoensbroek)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
geelgeuts:
vgl. Sittard Wb. (pag. 108): gaelgór, geelgors, Emberiza citrinella.
geeël guutsj (Q039p Hoensbroek),
goudstukje:
gôôdsjtukske (Q039p Hoensbroek)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|