e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viaticum krankencommunie (<lat.): krankecommunie (Hoensbroek), laatste communie (<lat.): leist kemuune (Hoensbroek) De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)] III-3-3
vier uitersten vier uitersten: de veer uterste (Hoensbroek) De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)] III-3-3
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond kwart pond: kwart pont vet (Hoensbroek) de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
vieren vieren: chəvi:rt (Hoensbroek) gevierd [RND] III-3-2
vierhoekige eg vierkantige [eg]: vērkɛntegǝ [eg] (Hoensbroek) De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
vieruursboterham koffie, de -: der koffie (Hoensbroek), koffiedrinken, het -: kóffiedrèngke (Hoensbroek), ’t koffiedrinke (Hoensbroek), nadenoen, de -: de noadenoon (Hoensbroek), nadenoenskoffie, de -: naodenoonskoffee (Hoensbroek), vieruurtje: veerôêreuurke (Hoensbroek) de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf centiem knabje: knepke (Hoensbroek, ... ) een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)] III-3-1
vijf frank stuk: sjtuk (Hoensbroek, ... ), vijf-frankstuk: vieffrangstück (Hoensbroek) 5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijf wonden van christus vijf wonden: de vieëf wönde (Hoensbroek) De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vijf-guldenstuk geelgeuts: vgl. Sittard Wb. (pag. 108): gaelgór, geelgors, Emberiza citrinella.  geeël guutsj (Hoensbroek), goudstukje: gôôdsjtukske (Hoensbroek) vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1