| 24397 |
vos |
vos:
vòs (Q039p Hoensbroek)
|
vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
| 33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (Q039p Hoensbroek)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
| 23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gesjtichde mes (Q039p Hoensbroek)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21149 |
vrachtwagen |
vrachtwagen:
vrachwagen (Q039p Hoensbroek)
|
een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 33693 |
vredewis |
schutrijzer:
šøtrīǝzǝr (Q039p Hoensbroek),
vlagje:
vlɛxskǝ (Q039p Hoensbroek),
vreerijs:
vrērīs (Q039p Hoensbroek)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
| 21398 |
vreemde (man) |
vreemde, een ~:
vreeëme (Q039p Hoensbroek)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 32943 |
vregelpaal |
vregelpaal:
vrēgǝlpǭl (Q039p Hoensbroek)
|
In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.]
I-3
|
| 32944 |
vregelstok |
vregelaar:
vrīgǝlīr (Q039p Hoensbroek),
vregelknuppel:
vrēgǝlknøpǝl (Q039p Hoensbroek),
vregelshout:
vrēgǝlshōl (Q039p Hoensbroek),
vregelstek:
vrēgǝlštęk (Q039p Hoensbroek)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
| 19341 |
vreugde |
vreugde:
vreugde (Q039p Hoensbroek)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20294 |
vriend |
kameraad:
kammeraod (Q039p Hoensbroek),
vriend:
vrøntj (Q039p Hoensbroek)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND]
III-3-1
|