e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriendelijk vriendelijk: vrintelijk zien (Hoensbroek) welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)] III-1-4
vriesweer open weer: ōāëpe weer (Hoensbroek), vriesweer: vreeswèr (Hoensbroek), vriezend (weer): vreezend (Hoensbroek) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx bakken: bakke (Hoensbroek, ... ), vriezen: vreeze (Hoensbroek), vreze (Hoensbroek) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijdagskost vrijdagskost: vreidoagskost (Hoensbroek) Het vleesloze eten, een vleesloze maaltijd op een onthoudings-dag ("vrijdagskost"). [N 96D (1989)] III-3-3
vrijgezel vrijgezel: vreegezel (Hoensbroek) vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroedvrouw wijsvrouw: wīs˃vroͅu̯ (Hoensbroek) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] III-2-2
vroegmis vroegmis: vreumès (Hoensbroek), vrø.məs (Hoensbroek) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk blij: blie zien (veur ⁄t lekker aete) (Hoensbroek), vrolijk: vrolijk (Hoensbroek) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Hoensbroek), vroͅuw (Hoensbroek) vrouw [RND], [RND] III-3-1
vrouw, vrouwspersoon vrouw: neen  vroͅu̯ (Hoensbroek) vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] III-2-2