19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vy(3)̄rtaŋ (Q039p Hoensbroek)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
het is winderig:
het is winkerig (Q039p Hoensbroek),
jagen:
jieègt (Q039p Hoensbroek),
waaien:
wajje (Q039p Hoensbroek),
weije (Q039p Hoensbroek),
wɛjə (Q039p Hoensbroek)
|
waaien [N 22 (1963)], [ZND A2 (1940sq)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waaks:
waaks (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21615 |
waarde van 6 stuiver |
krentje:
krentje (Q039p Hoensbroek)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
op prijs stellen:
op pries stelle (Q039p Hoensbroek)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
schelden:
schelden
sjelle (Q039p Hoensbroek)
|
het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21785 |
waarschuwing |
waarschuwing:
waarschuwing (Q039p Hoensbroek)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wacht (Q039p Hoensbroek)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waken (Q039p Hoensbroek)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
bade (Q039p Hoensbroek),
baden (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
planzen:
plansje (Q039p Hoensbroek)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|