id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18302 | waterdichte laars | lieslaars: lieslaars (Hoensbroek), waterstevel: water-sjtiēëvele (Hoensbroek), watersjtîêvele (Hoensbroek) | laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3 |
30318 | waterdorpel | lekdorpel: lęk˱dø̜rǝpǝl (Hoensbroek), vensterbank: venstǝrbaŋk (Hoensbroek) | Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9 |
24273 | waterhoen | waterhennetje: waterhintje (Hoensbroek) | waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1 |
20484 | waterige kost | soep: soep (Hoensbroek) | slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3 |
19510 | waterketel, moor | moor: mōēër (Hoensbroek) | waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1 |
21212 | waterleiding | buizennet: buuzenet (Hoensbroek) | het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)] III-3-1 |
24632 | waterloot | waterscheut: inne watersjuūët (Hoensbroek) | Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3 |
26809 | waterlossing | graaf: grāf (Hoensbroek), grēǝf (Hoensbroek), greb: (mv.) grębǝ (Hoensbroek), voots: vuǝtš (Hoensbroek) | Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4 |
30082 | waterpas | waterpas: wātǝrpas (Hoensbroek) | Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.] II-9 |
19616 | waterpot | putbaar: hierin werd putwater bewaard om te drinken put-baar (Hoensbroek) | pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |