23805 |
zijn pasen houden |
de pasen houden:
de poasje hòwe (Q039p Hoensbroek),
zijn pasen houden:
zenne paosen hagen (Q039p Hoensbroek)
|
Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
bedanken:
bedanke (Q039p Hoensbroek)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19221 |
zijn woede luchten |
zich uitkuren:
zich outkuure (Q039p Hoensbroek)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
het zie-j-paad (Q039p Hoensbroek)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
scheurslok:
sjūūrsloak (Q039p Hoensbroek),
schreurslok:
[Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]
schreursloak (Q039p Hoensbroek),
sjruuörslaok (Q039p Hoensbroek),
spleetje:
sjplieëtje (Q039p Hoensbroek),
split:
sjplit (Q039p Hoensbroek)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24725 |
zijtak |
zijscheut:
inne ziej-sjuūët (Q039p Hoensbroek),
zijtak:
ideosyncr.
ziētak (Q039p Hoensbroek)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
zij:
(mv)
zii̯ǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
ruls:
røls (Q039p Hoensbroek)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
stronken:
stronken (Q039p Hoensbroek),
wortelen:
wortele (Q039p Hoensbroek),
zijwortelen:
de ziejwôrtele (Q039p Hoensbroek)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
25318 |
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder |
25 hectometer:
(100 m. is 1 Hmeter).
25 hektometer (Q039p Hoensbroek),
kwart bunder:
1/4 bunder (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)]
III-4-4
|