e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buskruit kruit: krōēt (Hoensbroek) licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
bussel hooi bussel: bøsǝl (Hoensbroek) Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.] I-3
bussel uitgedorst stro bussel: bøsǝl (Hoensbroek) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder beha: b.h. (Hoensbroek), borstlap: vroeger  bròslap (Hoensbroek), bustehouder: bustehouwer (Hoensbroek), buustehouwer (Hoensbroek), nu  buustehòwer (Hoensbroek), vast lijfje: vas liefke (Hoensbroek) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buur nabuur: naober (Hoensbroek) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman nabuur: naober (Hoensbroek) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt nabuurschap: naoberschap (Hoensbroek) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten <omschr.> met praten en roken: vgl. WBD: praten en roken, Loon op Zand en Deurne.  met praôte en rouke (Hoensbroek) de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
calvarieberg op het kerkhof calvarieberg: d`r calvarieberg (Hoensbroek) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
calèche calche (fr.): kalesch (Hoensbroek) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1