e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dik sap van steenvruchten snot: ideosyncr.  snôt (Hoensbroek) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden papzak: papzak (Hoensbroek) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke hakken pijphak: pīǝphak (Hoensbroek) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke want pijhaas: piej heuësje (Hoensbroek), piejhijsje (Hoensbroek), piejhèsje (Hoensbroek), wollen want: wollen wante (Hoensbroek) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal dikke sjaal: dieke sjaal (Hoensbroek), sjaal: sjal (Hoensbroek), wintersjaal: wintersjaal (Hoensbroek), wintersjerp: wintersjerp (Hoensbroek), wollen sjaal: wollen sjaal (Hoensbroek) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel mantel: mantel (Hoensbroek, ... ), wintermantel: wingtermantel (Hoensbroek) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] III-1-3
dinsdag dinsdag: dinsdaag (Hoensbroek), diënsdig (Hoensbroek), dīējensdig (Hoensbroek), dīēnsdig (Hoensbroek), Note v.d. invuller: Dhr. Gerrits vindt de ie-klank in "miert"het meest gerekt, vergeleken met diensdig en vriedig (dit laatste t minst gerekt).  diensdig (Hoensbroek) dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] III-4-4
directoire broek: een (geweun) brook (Hoensbroek) directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] III-1-3
dirigent dirigent: dirigent (Hoensbroek) De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] III-3-2
dirigent van het zangkoor dirigent (<du.): dirrigent (Hoensbroek) De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)] III-3-3