33854 |
achteruittrappen |
hakkelen:
hakǝlǝ (Q039p Hoensbroek
[(van hakken: houwen of kappen met de hakken)]
),
slaan:
šlǭ (Q039p Hoensbroek),
stampen:
štampǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34615 |
achtervork van de wagen |
schrage balken:
šrē̜x˱ balkǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het geheel van de twee schuin naar achter lopende balken aan de achterzijde van de langwagen, die aan de ene kant tegen de langboom bevestigd zijn en aan de andere kant door openingen tussen het asblok en het achterste rongblok steken. Deze balken dienen ter versteviging van de langboom en maken deel uit van het achterstel van de langwagen. [N 17, 44i; N G, 70d; JG 1b]
I-13
|
34584 |
achterwand |
stop:
štǫp (Q039p Hoensbroek)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝwęrǝkǝrs (Q039p Hoensbroek)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
acoliet (Q039p Hoensbroek)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
knop:
knoep (Q039p Hoensbroek)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
oame (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
ademhalen:
oam haalen (Q039p Hoensbroek),
lucht halen:
loch hoale (Q039p Hoensbroek)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
oader (Q039p Hoensbroek),
oar (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
30172 |
afborstelen |
bezemen:
bezemen (Q039p Hoensbroek)
|
De in de voeg aangebrachte, nog natte mortel afborstelen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Borstelwerk'. [N 32, 34c]
II-9
|
33470 |
afdakje boven de poort |
kapelletje:
kapɛlkǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|