e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

Gevonden: 4563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme man stommerik: stômmerik (Hoensbroek) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw stom wijf: ein stôm wief (Hoensbroek) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen dompelen: dompele (Hoensbroek), dopen: dôpen (Hoensbroek) in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-4-4
donderbeestje hommelwormpje: hoemelwurmkes (Hoensbroek) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: dondere (Hoensbroek), hommelen: hoemele (Hoensbroek), hoemelen (Hoensbroek), kraken: krake (Hoensbroek) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderkruid hommelskruid: gele schermbloem gebruikt in "kr؉dwusj"(15 augustus).  hoemelskrōēd (Hoensbroek) donderkruid (Inula vulgaris), weinig voorkomende samengesteldbloemige plant die 90 cm hoog kan worden, met langwerpige ronde bladeren en lichtbruin getinte bloemhoofdjes [N 37 (1971)] III-4-3
donderslag hommelslag: inne hoemelsjlaag (Hoensbroek) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Hoensbroek), het bronkt get: het brŏnkt get (Hoensbroek), hommel in gen lucht: hoemel i-gen-lŏch (Hoensbroek), hommelswolken: hoemels wolke (Hoensbroek) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: donder (Hoensbroek), hommel: de hoemel (Hoensbroek), der hoemel (Hoensbroek) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren donker worden: donke were (Hoensbroek), duisteren: duustere (Hoensbroek) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4