e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinzoon kleinzoon: kléjnzôôn (Hoepertingen) kleinzoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
klepel klepel: klepel (Hoepertingen, ... ), kləpəl (Hoepertingen), kleper: de klöəpər van de klok (Hoepertingen), de kləpər van de klok (Hoepertingen), kloͅppər van de klok (Hoepertingen) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] || Klepel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
klepklok kleine klok: kleen klok (Hoepertingen, ... ) Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Hoepertingen, ... ), babələ (Hoepertingen), waffelen: Van Dale: waffelen, (inform.) druk en luid praten.  waffele (Hoepertingen), zeveren: zévere (Hoepertingen) babbelen [ZND A1 (1940sq)] || Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] flauwe kal verkopen: hieje verloopt flouwe kal (Hoepertingen), flauwe kal vertellen: hieje vertelt flouwe kal (Hoepertingen), leugen: heeje verteelt leuges (Hoepertingen) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)], [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletsoor klatsoor: klatsǫu̯ǝr (Hoepertingen), slag: slǭ.x (Hoepertingen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelkont: ə babbelkont (Hoepertingen), babbelkous: babbelkous (Hoepertingen), tong: toŋ (Hoepertingen) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)] III-3-1
kleurx kleur: keleur (Hoepertingen, ... ), kleuər (Hoepertingen, ... ), kluir (Hoepertingen, ... ), kluiər (Hoepertingen, ... ), kløjər (Hoepertingen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Hoepertingen), klierər (Hoepertingen), sint-markoen: sint markoen (Hoepertingen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klieven klieven: klieve (Hoepertingen) Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] III-1-2