e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kogellager roulement: rǫlǝmęnt (Hoepertingen) Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138] II-3
koken (intr.) koken: kōēókə (Hoepertingen), kuu̯kə (Hoepertingen) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
kolengruis gruis: gruijes (Hoepertingen), gruis (Hoepertingen) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop koolschoep: kōͅlsxup (Hoepertingen), schoep: sxup (Hoepertingen) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolk kolk: kǫlǝk (Hoepertingen) De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81] II-3
kolonel kolonel: iene kolenel (Hoepertingen), inne kolonel (Hoepertingen), kolenel (Hoepertingen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kump (Hoepertingen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: koumə (Hoepertingen, ... ) komen [RND], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komkommer komkommer: koemkoemmer (Hoepertingen) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: knēͅə.n (Hoepertingen), konijen (Hoepertingen), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  knɛjən (Hoepertingen), pl.  kənēͅi̯nə (Hoepertingen), uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  kenijn (Hoepertingen) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1