e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roomschotel teil: tei̯l (Hoepertingen) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roos (rode uitslag) roos: rows (Hoepertingen) hij heeft de roos (ziekte, rode uitslag, vooral in het gezicht; fr. érysipèle) [ZND 06 (1924)] III-1-2
roos (rosa) roos: rou̯zə (Hoepertingen) rozen [RND] III-2-1
roskammen roskammen: rǭskamǝ (Hoepertingen) Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102] I-9
rosmolen manège (fr.): mǝnęi̯.žǝ (Hoepertingen) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
rozenbottel hanenkeutel: hoͅnəkøͅtəl (Hoepertingen) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
rozenhoedje rozenhoedje: rozenhuudje (Hoepertingen) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans rozenkrans: rozekrans (Hoepertingen) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed rozenkrans: rozekrans (Hoepertingen) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rug rug: pein in de rug (Hoepertingen), pein ən menne ruk (Hoepertingen), pijn in den rəg (Hoepertingen), pijn mennen ruək (Hoepertingen), pyn in myne rok (Hoepertingen), ruek (Hoepertingen, ... ), ruk (Hoepertingen), ryk (Hoepertingen), rəg (Hoepertingen), rək (Hoepertingen), rugstrang: rø̜kstrā.ŋk (Hoepertingen) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1