33794 |
teelzak |
bors:
bǭ.s (P188p Hoepertingen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
tejən (P188p Hoepertingen)
|
een teen [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
hondsdraf:
hǫnsdraf (P188p Hoepertingen
[(onregelmatige stap)]
)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
sjotten:
sjotte (P188p Hoepertingen),
sjotten (P188p Hoepertingen),
stampen:
stampe (P188p Hoepertingen),
stampen (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwīkǝ (P188p Hoepertingen),
zetten:
zetǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer goan (P188p Hoepertingen)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
dem:
døm (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
tet:
tɛt (P188p Hoepertingen)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9
|
34452 |
tepel van een geit |
dem:
døm (P188p Hoepertingen)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
tet:
tęt (P188p Hoepertingen),
tɛt (P188p Hoepertingen)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tǝrmǝtɛjǝn (P188p Hoepertingen)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|