17824 |
vangen |
vangen:
vange (P188p Hoepertingen),
vangen (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
pakker:
pakker (P188p Hoepertingen)
|
de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
clapet (fr.):
klàm`pètə (P188p Hoepertingen)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
lap:
lap (P188p Hoepertingen)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
21254 |
varen |
varen:
oͅbzējvoͅərə (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
voͅrə (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vęrkǝ (P188p Hoepertingen),
vɛ.rǝkǝ (P188p Hoepertingen),
vɛrkǝ (P188p Hoepertingen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kus (P188p Hoepertingen)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
løi̯pǝr (P188p Hoepertingen),
løu̯pǝr (P188p Hoepertingen)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34362 |
varkens fokken |
varken houden:
vɛrkǝ hā (P188p Hoepertingen)
|
Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetten:
vętǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|