e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doodkist zerk: znd 33, 38;  zerk (Hoepertingen) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodliggen doodliggen: dōtlegǝ (Hoepertingen) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
doodskist zerk: zerk (Hoepertingen), znd 33, 38;  zerk (Hoepertingen) Doodkist. [ZND 33 (1940)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)] III-3-3
doodsklok doodsklok: dödsklok (Hoepertingen, ... ), døͅdskloͅk (Hoepertingen, ... ) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] || Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doof doof: dowəf (Hoepertingen) doof [ZND 01 (1922)] III-1-1
doofstom doofstom: daufstoem (Hoepertingen) Hij is doofstom [ZND 33 (1940)] III-1-1
dooien dooien: dôîjə (Hoepertingen, ... ), t slaakt]: ⁄t (d)oͅit (Hoepertingen), ⁄t əntlyt (Hoepertingen), inf.  doͅiə (Hoepertingen), inf. vb. het water van de pomp  əntluətə (Hoepertingen) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: duu̯ǝrǝ (Hoepertingen), duǝ.rǝ (Hoepertingen), duǝrǝ (Hoepertingen), dȳrǝ (Hoepertingen), dūorǝ (Hoepertingen) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doop doop: doejp (Hoepertingen) Doop. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doopjurkje doopkleedje: döypklɛitsjə (Hoepertingen), doopmantel: döypma.ntəl (Hoepertingen) doopkleed [RND] III-3-3