e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
echtgenoot halve trouwboek: pejoratief  halven trouwboek (Hoepertingen), man: pejoratief: halven trouwboek  man (Hoepertingen) man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote halve trouwboek: pejoratief  halven trouwboek (Hoepertingen), vrouw: vraow (Hoepertingen), vro (Hoepertingen), vrōͅu̯ (Hoepertingen), wijf: minder gunstig  wɛi̯əf (Hoepertingen) echtgenote [ZND m] || vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
eczeem eczeem: ekzeem (Hoepertingen) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)] III-1-2
eed eed: eit (Hoepertingen), ējt (Hoepertingen) eed [ZND 01 (1922)] || een eed [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: ook ZND 02, 008  ɛjəkørəkə (Hoepertingen) eekhoorn [ZND 01 (1922)] III-4-2
eelt, eeltknobbel eelt: eelt en zen haan (Hoepertingen), wild vlees: wield vleisch en zən haən (Hoepertingen) Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat spoor: spuor (Hoepertingen) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een april eerste april: josten april (Hoepertingen) de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)] III-3-2
een blauwtje lopen hij heeft een blauwe gelopen: hij heeft ene blauwe gelope (Hoepertingen) Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] III-2-2
een boterham smeren een boterham bereiden: ənə boi̯təram breͅi̯ə (Hoepertingen), een snede bereiden: ən sneͅi̯ breͅi̯ə (Hoepertingen) smeren [RND] III-2-3