id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17775 | enkel | enkel: zənən ɛjnkəl owtɛjn vallə (Hoepertingen), ɛjnkəl (Hoepertingen) | enkel [ZND 01 (1922)] || zijn enkel stuk stoten [ZND 01 (1922)] III-1-1 |
33605 | enten | griffelen: grefələ (Hoepertingen), gruffelen: greͅfələ (Hoepertingen), inhotten: einhotten (Hoepertingen) | [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7 |
34047 | enter | jaarling: jyǝrleŋk (Hoepertingen) | Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] I-11 |
28827 | entre-deux | entre-deux: entre-deux (Hoepertingen), tussenstuk: tøšǝstȳk (Hoepertingen) | Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7 |
21204 | envelop | envelop (<fr.): `n amvelop (Hoepertingen), emvelot (Hoepertingen), envelop (Hoepertingen) | een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1 |
17985 | epidemie | epidemie: epidemis (Hoepertingen) | Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2 |
23608 | epistel | eerste lezing: joste lezing (Hoepertingen) | De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
33610 | erf | mesthof: meͅi̯stoͅf (Hoepertingen) | I-7 |
33641 | erf en omliggende landerijen | geleg: gǝliǝx (Hoepertingen) | De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8 |
18837 | ernstig | serieus: hət is serieus (Hoepertingen) | het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] III-1-4 |