e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
erwt, algemeen erwt: ɛ̄.rt (Hoepertingen) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
erwten- of bonenranken draden: drɛjə (Hoepertingen) [N Q (1966)] I-7
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Hoepertingen), ɛəs (Hoepertingen), esdoorn: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  esdoorn (Hoepertingen) es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3
eten (ww.) eten: ea.te (Hoepertingen), eeəte (Hoepertingen), iejetē (Hoepertingen), īē-itə (Hoepertingen) eten [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensresten brokken: brək (Hoepertingen), overschot: euverschot (Hoepertingen) hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etter materie: méte:rə (Hoepertingen), mətēirə (Hoepertingen), mətɛjrə (Hoepertingen) etter [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2
evangelie tweede lezing: twidde lezing (Hoepertingen) De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)] III-3-3
evenaar, tweespanszwenghout twarsschei: tjasskē (Hoepertingen), warsschei: jasskei̯ (Hoepertingen), wi̯ā.ssxęi̯ (Hoepertingen) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene lichte haver: lixtǝ [haver] (Hoepertingen) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
familie familie: fami-jlə (Hoepertingen), familie (Hoepertingen), familə (Hoepertingen) familie [ZND 11 (1925)] || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)] III-2-2