22392 |
kaart met prentje |
mannetje:
menneke (P188p Hoepertingen)
|
een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
koͅ:tə (P188p Hoepertingen),
/
koate (P188p Hoepertingen),
tuisen:
verouderd
tö.əsə (P188p Hoepertingen)
|
/ [SND (2006)] || kaarten [RND]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
kaarten:
koate (P188p Hoepertingen)
|
kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kīē-is (P188p Hoepertingen)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22622 |
kaatsen |
ballen:
balə (P188p Hoepertingen)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (P188p Hoepertingen)
|
met een bal spelen [ballen, bollen, tossen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23212 |
kabouter |
alvermannetje:
alvermenəkə (P188p Hoepertingen),
kabouter:
ənne kabauəter (P188p Hoepertingen)
|
Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] || Kabouter. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
19751 |
kachel, stoof |
kachel:
kaxəl (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
stoof:
stoͅf (P188p Hoepertingen)
|
kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
pǫtlōt (P188p Hoepertingen)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|
22227 |
kaf |
kaf:
kǭf (P188p Hoepertingen)
|
In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31]
I-4
|