20347 |
kleinkinderen |
kleinkinder:
kléjnkéjngr (P188p Hoepertingen)
|
kleinkind [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kléjnzôôn (P188p Hoepertingen)
|
kleinzoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
23215 |
klepel |
klepel:
klepel (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
kləpəl (P188p Hoepertingen),
kleper:
de klöəpər van de klok (P188p Hoepertingen),
de kləpər van de klok (P188p Hoepertingen),
kloͅppər van de klok (P188p Hoepertingen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] || Klepel. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
kleine klok:
kleen klok (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
babələ (P188p Hoepertingen),
waffelen:
Van Dale: waffelen, (inform.) druk en luid praten.
waffele (P188p Hoepertingen),
zeveren:
zévere (P188p Hoepertingen)
|
babbelen [ZND A1 (1940sq)] || Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21549 |
kletsen [onnozele praat vertellen] |
flauwe kal verkopen:
hieje verloopt flouwe kal (P188p Hoepertingen),
flauwe kal vertellen:
hieje vertelt flouwe kal (P188p Hoepertingen),
leugen:
heeje verteelt leuges (P188p Hoepertingen),
l"gəs (P198p Hoepertingen)
|
Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)], [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
klatsǫu̯ǝr (P188p Hoepertingen),
slag:
slǭ.x (P188p Hoepertingen)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkont:
ə babbelkont (P188p Hoepertingen),
babbelkous:
babbelkous (P188p Hoepertingen),
tong:
toŋ (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
keleur (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
kleuər (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen),
kluir (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
kluiər (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
kløjər (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (P188p Hoepertingen),
klierər (P188p Hoepertingen),
sint-markoen:
sint markoen (P188p Hoepertingen)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|