19515 |
koffiepot |
cafè-pot:
kafipoͅt (P188p Hoepertingen)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26465 |
kogellager |
roulement:
rǫlǝmęnt (P188p Hoepertingen)
|
Ondersteuning van het staakijzer in de vorm van een bus met stalen kogels. Het kogellager vormt op veel plaatsen de vervanger van de oudere steenbus. [Vds 128; Coe 116; Grof 138]
II-3
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
kōēókə (P188p Hoepertingen),
kuu̯kə (P188p Hoepertingen)
|
koken [RND], [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
gruijes (P188p Hoepertingen),
gruis (P188p Hoepertingen)
|
gruis van kolen [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
koolschoep:
kōͅlsxup (P188p Hoepertingen),
schoep:
sxup (P188p Hoepertingen)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
26382 |
kolk |
kolk:
kǫlǝk (P188p Hoepertingen)
|
De holte in de bedding van de beek of de rivier achter het molenrad van onderslagmolens, veroorzaakt door de scheut van het water. Volgens Janssen (pag. 46) werd de kolk vroeger uitgegraven om de kracht van het water te breken en te beletten dat de sluiswerken ondermijnd werden. Zie afb. 71. [Vds 60; Jan 65; Coe 57; Grof 81]
II-3
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
iene kolenel (P188p Hoepertingen),
inne kolonel (P188p Hoepertingen),
kolenel (P188p Hoepertingen)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
komp:
kump (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
koumə (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
komen [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
koemkoemmer (P188p Hoepertingen)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|