18558 |
lange overjas |
lange paletot (fr.):
laŋə palətou (P188p Hoepertingen),
laŋɛ zwatə palətou (P188p Hoepertingen)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33074 |
langgerekt hok |
franse mandel:
frānsǝ māndǝl (P188p Hoepertingen),
haag:
haag (P188p Hoepertingen),
walenmandel:
wǭlǝmāndǝl (P188p Hoepertingen)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|
34571 |
langwagen |
langwagel:
lā.ŋkwǭgǝl (P188p Hoepertingen)
|
Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d]
I-13
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
witte streep:
witǝ stręi̯p (P188p Hoepertingen)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
34017 |
langzamer |
hola:
hou̯la (P188p Hoepertingen)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantja:n (P188p Hoepertingen),
petroleumlamp in stal of aan voertuig
lətšān (P188p Hoepertingen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (P188p Hoepertingen),
stuk stof:
stək stuif (P188p Hoepertingen),
vod:
vod (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)] || lap [ZND A1 (1940sq)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
28836 |
lap stof |
stuk stof:
støk stø̜jf (P188p Hoepertingen)
|
Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW]
II-7
|
18980 |
laster |
kwaadsprekerij:
ook materiaal znd 30, 01
kwaadsprekerij (P188p Hoepertingen),
laster:
ook materiaal znd 30, 01
laster (P188p Hoepertingen),
lastər (P188p Hoepertingen)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
leistəg (P188p Hoepertingen),
leiəstig (P188p Hoepertingen),
lestig (P188p Hoepertingen),
lyəstoͅg (P188p Hoepertingen),
lɛjstix (P188p Hoepertingen)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|