23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
litenie (P188p Hoepertingen)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
laetɛjkə (P188p Hoepertingen),
leteikə (P188p Hoepertingen),
litteken (P188p Hoepertingen)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || litteken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23445 |
liturgische gewaden |
kazuifels:
kasuifel (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kiǝkǝ (P188p Hoepertingen),
kīǝkǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
kreunen:
kryǝnǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
teugel:
tø̜i̯.gǝl (P188p Hoepertingen)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17721 |
loeren |
lonken:
loenke (P188p Hoepertingen)
|
Loeren (lonken, loensen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
loaf (P188p Hoepertingen),
tloͅ:uf (P188p Hoepertingen)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
lon (P188p Hoepertingen)
|
long [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
31186 |
loodgieter |
gotenmaker:
gōtǝmēkǝr (P188p Hoepertingen),
gōǝtǝmijǝkǝr (P188p Hoepertingen),
loodgieter:
lōt˲giǝtǝr (P188p Hoepertingen)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|