33768 |
manen |
manen:
mǭǝnǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
33769 |
manenstrang |
kam:
kamp (P188p Hoepertingen)
|
Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25]
I-9
|
18148 |
manken |
spanken:
spanke (P188p Hoepertingen)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
maŋki.jrə (P188p Hoepertingen)
|
mankeren [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34051 |
mannelijk kalf |
durenkalf:
dȳrǝ[kalf] (P188p Hoepertingen),
duurtje:
dyrkǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hǫi̯nkǝ (P188p Hoepertingen),
hǫi̯ŋkǝ (P188p Hoepertingen)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (P188p Hoepertingen),
ram:
ramp (P188p Hoepertingen),
weer:
wei̯ǝr (P188p Hoepertingen),
wēr (P188p Hoepertingen)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
davon:
devown (P188p Hoepertingen),
dəvōə.n (P188p Hoepertingen),
dəvu‧ən (P188p Hoepertingen),
duiver:
mv.
duivən (P188p Hoepertingen)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Mannetjesduif. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
gaanling:
joinliŋ (P188p Hoepertingen),
woedel:
wju‧dəl (P188p Hoepertingen),
woerdel:
wi̯udǝl (P188p Hoepertingen)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)]
I-12, III-4-1
|
24206 |
mannelijke gans |
haan:
hǭǝ.n (P188p Hoepertingen)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|