id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25105 | bestendig weer | het weer is in de klink: ⁄t wiər es en də kleiŋk (Hoepertingen), vast (weer): ⁄t wiər es vas (Hoepertingen) | bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4 |
21471 | betalen | betalen: dje moet mer geld həme vər koene te betaole (Hoepertingen), dzje moet geld hubbe im te koenne betaəle (Hoepertingen) | Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1 |
19014 | beteuterd kijken | kijken gelijk een chinees: ook materiaal znd 32, 67 gelak nə snijnəs (Hoepertingen) | beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
25106 | betrekken (lucht) | overtrekken: ⁄t es on⁄t øvərtrekə (Hoepertingen) | dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4 |
24561 | beuk | beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk buuk (Hoepertingen), beukenboom: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk by(3)kəboͅm (Hoepertingen) | beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3 |
24468 | beukennootje | beuk: byk (Hoepertingen) | beukenootje [ZND 01u (1924)] III-4-3 |
20786 | beurs, overrijp | rijp: rijəp (Hoepertingen), te rijp: theeə reiəp (Hoepertingen), voos: vōͅs (Hoepertingen) | beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3 |
20180 | bevallen | bevallen: bevalle (Hoepertingen), een kind krijgen: e keind krijge (Hoepertingen) | Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)] III-2-2 |
33843 | bevend schudden met de huid | razelen: roǝzǝlǝ (Hoepertingen) | Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9 |
34411 | bevruchte ooi | vol schaap: vol sxop (Hoepertingen) | [N 77, 35] I-12 |