e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
modderkruiper grondeling: grondeling (Hoepertingen) weeraal: Hoe heet de weeraal of modderkruiper, een gestreept slangvormig visje met voeldraadjes aan de bek dat in sloten en poelen voorkomt en bij naderend onweer onrustig wordt? [N100 (1997)] III-4-2
moe moe: mijj (Hoepertingen), my (Hoepertingen), myj (Hoepertingen), myy (Hoepertingen) moe [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] || Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2
moed moed: mūt (Hoepertingen) moed [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
moeder ma: ma (Hoepertingen), mam: mam (Hoepertingen), mama: mama (Hoepertingen), moeder: mojər (Hoepertingen, ... ) moeder [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] || moeder; dat is zijn moeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
moeder van smarten moeder van smarten: moeder van smarte (Hoepertingen, ... ) Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)] III-3-3
moedervlek moedervlek: moedervlek (Hoepertingen) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moeite moeite: mujtə (Hoepertingen) een moeite [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
moer vooi: voi (Hoepertingen) voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moestuinx hof: hof (Hoepertingen), uu̯əf (Hoepertingen, ... ), warmoes: wɛ.rəməs (Hoepertingen), warmoeshof: wɛ.rəməstoͅf (Hoepertingen), wɛrməsətoͅf (Hoepertingen), wɛrəməstoͅf (Hoepertingen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [N 05A (1964)] [ZND 01 (1922)] [ZND 04 (1924)] [ZND 04 (1924)] [ZND 19B (1936)] [ZND 27 (1938)] [ZND 27 (1938)] I-7
mof moffel: moeffel (Hoepertingen, ... ), mufəl (Hoepertingen) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] || mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3