34207 |
mond- en klauwzeer |
muilziekte:
mou̯lziktǝ (P188p Hoepertingen),
pootziekte:
pou̯tsikdǝ (P188p Hoepertingen)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.] || Ziekte waarbij de mond en de klauwen van de varkens zijn aangetast; de dieren weigeren alle voedsel. Het is een besmettelijke ziekte. [N 76, 53; A 48a, 21; monogr.]
I-11, I-12
|
22684 |
mondharmonica |
mondmuziek:
mondmuziek (P188p Hoepertingen)
|
het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22681 |
mondstuk |
embouchure (fr.):
ambouchure (P188p Hoepertingen),
mondstuk:
mondstək (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
23222 |
monnik |
pater (lat.):
paotər (P188p Hoepertingen),
powətər (P188p Hoepertingen)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)] || Monnik. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23440 |
monstrans |
monstrans (lat.):
monstrans (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23499 |
moordkruis |
moordkruis:
moadkruis (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19356 |
mopperen |
brommen:
brumə (P188p Hoepertingen)
|
brommen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23224 |
morgengebed |
morgengebed:
morgengebed (P188p Hoepertingen),
mørəgəgəbɛt (P188p Hoepertingen)
|
Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || Morgengebed. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
smodderen:
smoddere (P188p Hoepertingen)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mossel (P188p Hoepertingen)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|