33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bęi̯k (P188p Hoepertingen)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
franse steen:
fransǝ stɛjn (P188p Hoepertingen),
natuursteen:
natȳrstɛjn (P188p Hoepertingen)
|
Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i]
II-3
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correct:
krék (P188p Hoepertingen)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
20361 |
neef |
neef:
neef (P188p Hoepertingen),
nîef (P188p Hoepertingen)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
niət (P188p Hoepertingen),
nīət (P188p Hoepertingen)
|
neet, luize-ei [ZND A1 (1940sq)] || neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
zevenoog:
zɛ:jvənoch (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
21475 |
neger |
zwarte, een -:
zwarte (P188p Hoepertingen)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17629 |
nek |
nak:
nak (P188p Hoepertingen),
nek:
nak (P188p Hoepertingen)
|
Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neiəme (P188p Hoepertingen),
neəmen (P188p Hoepertingen),
nijme (P188p Hoepertingen),
pakken:
pakə (P188p Hoepertingen)
|
nemen [ZND 25 (1937)] || pakken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24217 |
nestkastje |
nestkastje:
neeskaske (P188p Hoepertingen)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|