19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (P188p Hoepertingen),
paljas par terre:
paljas par tèèr (P188p Hoepertingen)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21122 |
noten afslaan |
boken:
boken (P188p Hoepertingen),
boəke (P188p Hoepertingen)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (P188p Hoepertingen)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
dieze morgen (P188p Hoepertingen),
dize mörge (P188p Hoepertingen)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (P188p Hoepertingen)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offer:
offer (P188p Hoepertingen)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
bitje (P188p Hoepertingen),
bitsje (P188p Hoepertingen),
e bietje (P188p Hoepertingen),
minuutje:
ə mənytjə (P188p Hoepertingen)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
eene schonen oksaol (P188p Hoepertingen),
oksaol (P188p Hoepertingen),
oksoal (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
schaown oͅksu‧wəl bənənao‧wən ələgər (P188p Hoepertingen)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|