e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opnieuw beginnen opnieuw beginnen: opnauw beginnen (Hoepertingen), opnouw begêene (Hoepertingen), vanher beginnen: van heir beginnen (Hoepertingen) opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opper dikke mijt: dikǝ mē̜ǝ.t (Hoepertingen) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
opperhuid vel: vel (Hoepertingen) Opperhuid (huid, bovenhuid, -vel). [N 109 (2001)] III-1-1
oppoffen poffen: pufǝn (Hoepertingen) Tot een pof opnemen. [N 62, 29] II-7
oprispen rupselen: reupselen (Hoepertingen), røpsələ (Hoepertingen) oprispen [ZND 05 (1924)] || Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2
opschuiven opzij schuiven: (scheuf ins op)  opzij schuiven (Hoepertingen) Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
opstaan allez-hop: ale hǫp (Hoepertingen) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opstapelen van graanzakken hopen: hø̄pǝ (Hoepertingen), op hopen zetten: op hø̜i̯p zętǝ (Hoepertingen) Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4
opsteken van de schoven schoofsteken: sxø̜i̯fstiǝ.kǝ (Hoepertingen) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
opsteker gaffelaar: gafeliǝr (Hoepertingen), opsteker: ǫpstiǝ.kǝr (Hoepertingen) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-4