28583 |
bijenkap |
kapruin:
kǝprōǝ.n (P188p Hoepertingen)
|
Volkomen afsluitend hoofddeksel ter bescherming tegen bijensteken. Wanneer de imker de bijen op een of andere manier moet behandelen, zal hij vooral het hoofd moeten beschermen tegen steken. Hiervoor gebruikt hij voornamelijk twee soorten hoofdbedekking: de kap en de sluier. Beide reiken ze tot op de schouder. De kap is geheel van metaalgaas, terwijl de sluier van, vooral zwarte, tule is gemaakt en van een hoed afhangt. Een vizier van draadgaas of paardehaar moet zicht geven op de bijen. Op grond van de grote overeenkomst in woordtypen bij de antwoorden op de verschillende vragen naar een soort bijenkap of sluier zijn de antwoorden in één lemma Bijenkap samengevoegd. [N 63, 74a; N 63, 74b; N 63, 74c; N 63, 74d; N 63, 74e; S 3; L 1a-m; L 16, 7; JG 1b; JG 2b-5, 5; R 3, 44; R 3, 42; R 3, 43; Ge 37, 151, monogr.]
II-6
|
28408 |
bijenkast |
kas:
(mv)
kasǝ (P188p Hoepertingen)
|
Bewoning voor bijen. In het midden van de vorige eeuw ging men de ouderwetse korven door houten kasten vervangen. Sindsdien zijn er verschillende soorten bijenkasten ontwikkeld. Hoofdtypen in constructie en wijze van werken zijn a) bovenbehandeling, onder andere bekend in Nederland en Engeland, en b) achterbehandeling, onder andere bekend in Duitsland. In hoofdzaak bestaat de moderne bijenkast uit enige boven (soms naast of achter) elkaar geplaatste kamers - bakken zonder deksel en zonder bodem -, met in twee van de vier wanden een sponning, waar de toplatten der raampjes in komen te hangen (De Roever, pag. 172). Een dekplank dekt de bovenste kamer af en een dak beschermt bijen, broed en voorraad tegen regen en wind. [N 63, 2b; N 63, 2 add.; JG 1a + 1b; S 3; Ge 37, 18; monogr.]
II-6
|
28407 |
bijenkorf |
bijenkorf:
bi-jǝkørǝf (P188p Hoepertingen),
kaar:
kǭǝ.rǝ (P188p Hoepertingen)
|
Van roggestro of buntgras gevlochten korf voor bijen. Het houden van bijen in korven is de ouderwetse vorm, ook wel de vaste bouw genoemd. De kast heeft de korf tegenwoordig veelal vervangen. Men spreekt dan van losse bouw (De Roever, pag. 149). De korf werd meestal met dikke, brede windingen gevlochten van met de hand gedorst stro, bijeengehouden door Spaans riet of voorheen ook wel gespleten braamtakken of dennenwortels of soms wilgetakken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten korven: grote en kleine, hoge en lage, korven met één of twee vlieggaten, met en zonder spongaten die het voeren moeten vereenvoudigen. Voor al die korven geldt echter dezelfde bedrijfswijze als die met korven van het Drents model. De ronde strokorf van Drente heeft een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Ter bescherming tegen koude en regen of ook wel ter versteviging van oude korven besmeert men de korf, hetzij van buiten hetzij van binnen, met leem of kleiaarde, vermengd met gerstekaf of koemest met as of kalk. Soms wordt de korf met bunt of smelen overdekt. [N 63, 2a; N 63, 1a; N 63, 8; L 1a-m; L 1u, 13; L 16, 7; S 3; JG 1a + 1b; Ge 37, 12; A 9, 4; N 40, 137; monogr.]
II-6
|
21804 |
bijleggen |
bijleggen:
bijlegge (P188p Hoepertingen)
|
extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21102 |
bijten |
bijten:
1a-m
byəte (P188p Hoepertingen),
bɛj(ə)tə (P188p Hoepertingen)
|
bijten [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
22705 |
bikkel(s) |
koot:
koͅut (P188p Hoepertingen)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
koten:
koͅutə (P188p Hoepertingen),
kòwte (P188p Hoepertingen),
/
koate (P188p Hoepertingen)
|
/ [SND (2006)] || Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)] || Kunt gij bikkelen? (meisjesspel: met de bikkels spelen, met de kootbeentjes, Fr. jouer aux osselets). [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
22710 |
bikkelterm |
bijeen:
2 bijeen
bədēən (P188p Hoepertingen),
poenen:
kussen
punə (P188p Hoepertingen),
vaneen:
uit elkaar
vanēən (P188p Hoepertingen)
|
Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen)
|
Een bil (bats, bil) [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
34086 |
billen |
billen:
belǝ (P188p Hoepertingen),
kont:
kǫnt (P188p Hoepertingen)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|